Computerpioniers: Joseph-Marie Jacquard
Het invoeren van informatie in een geautomatiseerd systeem kan aan intensief karweitje zijn. Dankzij de genialiteit van enkele pioniers zou het een stuk sneller gaan, zelfs uit de onverwachte hoek van de textielindustrie. Hoe een wever een belangrijke bijdrage leverde aan de ontwikkeling van computers. Het verhaal van Joseph-Marie Jaquard.
Joseph-Marie Jacquard
In 1752 werd in Lyon (Frankrijk) Joseph-Marie Jacquard geboren als zoon van een wever. Hij erfde van zijn vader de werkplaats waarin zich twee weefgetouwen bevonden. Met deze machines ging Joseph aan de slag. Omdat hij zag hoe arbeidsintensief het weefproces verliep, stak hij heel wat tijd in het verbeteren van de technieken. Hij stak er zelfs zoveel tijd in, dat hij minder toekwam aan het weven zelf. Zijn eigen bedrijf had daarom niet zoveel succes.
Automatisch weefgetouw
In 1790 begon hij met het herstellen van een oud weefgetouw. Deze klus bood hem de uitdaging waar hij naar zocht. Hij probeerde deze machine zoveel te verbeteren, dat deze werk zou besparen én sneller zou werken. Hij maakte hierbij gebruik van de ideeën van Gottfried Wilhelm Leibnitz, die zo'n honderd jaar daarvoor het binaire (tweetallige) talstelsel had bedacht. Hij dacht na over een manier om de nullen en enen van dat binaire systeem praktisch toe te passen. En dat lukte hem!
Ponskaarten
Hij maakte kaarten, waarin gaten geponst werden. Al deze kaarten werden vervolgens aan elkaar bevestigd, zodat er een lange strook ontstond. De reeks kaarten werd in de machine gedaan, en met een draaimechanisme werden de kaarten op de juiste plaats gezet. Op plaatsen waar een gat in de kaart zat, konden stangen doorgelaten worden. Op de plaatsen waar géén gat zat, werden de standen door het karton tegengehouden. Je kunt zeggen: wel een gat is de binaire 1, en géén gat is de binaire 0. Er waren dus steeds maar twee mogelijkheden. De machine bracht vervolgens het juiste patroon aan, precies zoals de gaten in de kaarten waren aangebracht. Hierdoor kon de machine een aantal opeenvolgende bewerkingen uitvoeren, zonder dat daar mensen aan te pas hoefden te komen. Extra voordeel was ook, dat er minder fouten in de patronen gemaakt zouden worden. Je zou kunnen zeggen dat de ponskaarten een soort 'computerprogramma' waren, het programma werd vervolgens door de machine uitgevoerd.
Tegenslag
Wevers waren niet blij met de uitvinding van de automatische weefmachine. Ze voelden zich door die nieuwerwetse ideeën en machines bedreigd. Ze waren erg bang dat dit soort apparaten hun baantjes zouden inpikken. Ze hadden dus maar één goede oplossing, die ze ook in praktijk brachten: vernielen dat ding!
Succes!
In 1803 ging Joseph Jacquard werken bij het '
Conservatoire national des ars et métiers', in Parijs. Toen hij hier de resten van een oud weefgetouw ontdekte, ging hij enthousiast aan de slag ook deze machine te verbeteren. Het lukte hem om ook hier met behulp van zijn ponskaarten-systeem een volautomatische weefmachine van te maken: het Jaquard-getouw. Ook nu waren de wevers niet gelukkig. Maar omdat de machine erg goed werkte, en veel belangstelling kreeg, werd het principe al snel vrij algemeen ingevoerd. Toen hij in 1804 een vernieuwd model aan Napoleon kon presenteren, stond niets het succes van de nieuwe machine meer in de weg. Napoleon vond de nieuwe machine zo belangrijk, dat hij vond dat iedereen het moest kunnen gebruiken. Hij verklaarde de machine daarom 'publiek domein'. Jaquard kreeg vervolgens een pensioen van de staat. Joseph-Marie Jaquard overleed in 1834, te Oulliens. In Lyon werd op de plaats waar wevers zijn eerste machine vernietigd hadden, zes jaar na zijn dood een standbeeld voor hem opgericht.
Andere toepassingen
Het programmeren van een machine met behulp van ponskaarten werd later ook toegepast in de muziekboeken die in pianola's worden gebruikt. Dit zijn een soort piano's, die 'automatisch' de muziek laten horen die via de ponskaarten ingevoerd wordt.
En natuurlijk, waarschijnlijk beter bekend, de ponskaarten-boeken werden (en worden nog steeds!) ook gebruikt in draaimolens, die je vast hier en daar welk eens gezien hebt. De volgende keer dat je zo'n draaiorgel ziet moet je maar eens kijken naar de ponskaartenboeken, die dankzij Joseph-Marie Jaquard ontwikkeld zijn.